Collected by Cornelis van Wessel, B.Sc. (Edin.), BA (Hons., Open)
These unedited and untranslated Dutch notes were collected from the 'chronicles' on the Barneveld website a wonderfull source (many thanks for all the hard work guys, we applaud you) ...
Volunteers keen to translate the various bits of old Dutch and Latin texts to Dutch (ABN) or English would be greatly appreciated. Full credits will be given to anyone helping out with these and other skilled jobs on this website.
1334 Philippus van Wessel wordt beboet met XII lb omdat hij bij het dorp Garderen een hinde gestroopt had. — doc.: Aantek. C.A. Nairac in Collectie Bouwheer. Algemeen. 7. Bevolking, personen, geslachten. A. Lijsten van ambtsjonkers, enz.enz. lit: Nairac, C.A., Een oud hoekje der Veluwe, blz. 13, wordt het jaartal 1347 genoemd. Nairac verwijst naar Van Hasselt
1340, 4 okt., (Ghegheven ende ghesciet int iair ons Heren dusent driehondert ende viertich, des wondsdaghes nae sente Michielsdach) Goede Schrassert wordt door de abdij van Paderborn beleend met de goederen en tienden te Wessel: — Datum per copiam sub sigillo Hermanni dicti Scope. Alle denghenen die desen brief sellen sien of horen lesen. Wi Ghise bider onthenghenesse Goeds abbet tsente Peter ende tsente Paulus van Paderborne, maken cont ende kenlic, dat voer ons quam Heyne van Bilaer ende verteech mit sinen vrien willen eweliken ende emmermeer in onse hant tot Goeden Scrassers behoef ende sier erfnamen, den tijenden gast iaerlicks den sinen ende erve to Wessel ende dien tijenden gast hebben wie beliet ende verlenighen Goede voerscreven ende sinen erfnamen mit desen brieve, behouden nochtan den bisscop van Utrecht daeran sine tijende ende ons ende onsen nacomelingen al ons rechts. Hier an ende over waren mit ons bescoyden lude Servaes van Arlaer, Bessel sijn sone, Heyne Velike ende anders vele goede lude. In oirconde deser stucken heb wi onse seghel aen desen brief ghehangen. Ghegheven ende ghesciet int iaer ons Heren dusent driehondert ende viertich, des wondsdaghes nae sente Michielsdach. — Origineel in Staatsarchief Münster, Urk. Abdinghof, nr. 137. lit.: Sloet Goederen Petrus en Paulus, blz. 25 (230); Spaen, van, Repertorium Gelricum II, blz. 170. lit.: Schouwen, G.A. van, De Kelnarij van Putten. Onderzoek naar den rechtstoestand harer bezittingen. Leiden, 1909 (D), blz. XL.
1347 Philippus van Wessel wordt beboet met XII lb omdat hij bij het dorp Garderen een hinde gestroopt had. — lit: Nairac, C.A., Een oud hoekje der Veluwe, blz. 13. Nairac verwijst naar Van Hasselt n.b. In een aantek. van C.A. Nairac in Collectie Bouwheer.Algemeen 7.Bevolking, personen, geslachten. A.Lijsten van ambtsjonkers, enz. enz. n.b. in: wordt het jaartal 1334 genoemd.
1358, 25 mrt., Jacob van Wessel getuigt na de dood van zijn broer door de abt van Paderborn met de goederen van Wessel beleend te zijn. — lit.: Sloet, Goederen Petrus en Paulus, blz. 25 (230) Spaen, van, Repertorium Gelricum II, blz. 170
1365, 16 mei, (Ghegheven int iair ons Heren dusent drehondert vijf ende tsestich des vrij daghes na sinte Zervaesdach) tienden van Wickelo, Someren, en Havelaar (Harselaar) aan kapittel te Amersfoort beleent, worden later aan abdij verkocht. Bewijs van kwijting in 1407. lit.: Sloet, Goederen Petrus en Paulus, blz. 25 (230) Spaen, van, Repertorium Gelricum II, blz. 170 — Coenraad abt van Abdinghof geeft aan Rycoud Svartepot in leen de halve tienden te Wickeslo, Zomeren en Harslaer en het halve erf Westenvelde. Wij Coonraed bider ghenaden Goeds abt tot sinte Peter ende sinte Pauwels van sinte Benedictus oerde in der stat van Paderborne, make kenlic allen luden dat wij verliet ende verleent hebben, ende verlien ende verlenen mit desen open brieve Rycoud Svartepot half den tiende tot Wickeslo, half den tiende tot Zomeren ende half den tiende tot Harslaer ende half dat erve tot Westenvelde mit al horen toebehoren, egghen ende enden alst gheleghen is, alse tot enen onversterfliken erfleen en te verhergewaden alst versterft, binnen iaers mit vier ponden payments, daer men ghemeenliken pacht mede betaelt binnen Veluen, mit sulken vorwarden, dat Rycoud vorseyt, sijn erfnamen ende sijn nacomelinghen dit voerseijde goet nijet scoren noch deijlen en sullen, ten si bi onsen wille; ende so wanneer dit vorseyde goed versterft, so salt comen op te olsten zoon, alse verre als daer zonen zijn ende en ware daer en ghenen zoen, so selt comen opte olste dochter ende waer daer ghenen zoen novh dochter, so selt comen opten naesten erfanamen ende ummer te commen opten naesten manhooft, voer dat wijfhooft, daer si beijde effen na sijn. Ende wolden si dit voerseijde goet vercopen, so sullen sij ons of onsen amtman bieden den voorcoop voor sulken penninc, daert een ander voor hebben solde, ende dat sal wij hem weder zeggen ende onse beraed hebben dre maenden, ende en seijde wi hem des nijet weeder bynnen dreen maenden, so mochten si dat goet vercoopen wie si wolden sonder wedersegghen. Ende verbraken si enich van desen punten voerseijt in allen manijeren alse voerscreven is, so vallen si van allen rechte dat wi hem ghegheven hebben an desen voerseyden goede ende dit voerghenoemde goet quame den vrij ende ledich weder an ons, onsen vrijen wille daermede te doen, sonder iemants wederzegghen. Ende si sullen ons iaerlix gheven te tinze neghen penninc op sinte Lambrechts dach tot allen tinsrecht, een mudde rogghen ende een mudde ghersten hofmate op sinte Martensdach van pachte ende dat te leveren tot Putten in onsen hof. Sonder alrehande archeyt. Daer dit gescijede, daer waeren over ende ane Coep van Wessel ende Wijnant van Appel onse manne, haer Heijneman kelnaer, haer Gherardt van Merlo, priester, cureyt der kerken van Voerthusen, Claes van Arler ende Dideric van Aller, onse amtman ende anders vele goeder luden. Ende alle voergheven brieve zullen quijt ende doet wesen ende opdat dit vast ende stade blive ende onverbroken, so hebbe wi Coenraed abt voerseyt voor ons ende voer onsen nacomelinghen desen brief beseghelt mit onsen zeghel in kennisse der waerheyt. Ghegheven int iaer ons Heren dusent drehondert vijf ende tsestich des vrijdaghes na sinte Zervaesdach. — Origineel in Staatsarchief Münster. Urkunden Abdinghof, nr. 254. lit.: Schouwen, G.A. van, De Kelnarij van Putten. Onderzoek naar den rechtstoestand harer bezittingen. Leiden, 1909 (D), blz. XXXVIII.
1368, 4 dec., Ghegheven int iaer ons Heren dusent driehondert achte ende tsestich op sente Barbarendach, der heyligher ioncfrouwen ende martelerste). Allen den ghenen die desen brief soelen sien of horen lesen doen wi verstaen Coenraet bider ghenaden Goeds abt tsente Peter ende tsente Pouwels tot Paderborne, dat wi beleent hebben ende belenen mit desen opene brive Philips den Scrasser den tijende gast de geteelt en de ghebouwet wert opten alinghen ouden erve tho Wessel, te houden van ons ende van onsen naecomelinghen ten Zutfaenscen lene, te verherghewaden als versterft tot Putten in onsen hof mit een pont goets gelts, alse dan ter tijt redeliken ende woentliken is, welc tijende gast of leen voerscreven wileneer Henric van Bilaer opdroech ende vriliken ghaf abt Ghisen, onsen voervader tot behoef Goeden den Scrasser vorsz., mit desen voerseijden tijenden gast te behouden van hem ende van sinen naecomelinghen, behoudelic den bisschop van Utrecht sijn recht. Ende hier waren over onse mannen, alse Winant van Appel en Ricout Svartepot. In orconde des briefs beseghelt mit onse seghel. Gheheven int iaer ons Heren dusent driehondert achte ende tsestich op sente Barbarendach, der heyligher ioncfrouwen ende martelerste. — Origineel in Staatsarchief Münster, Urk. Abdinghof, no. 276. lit.: Sloet, Goederen Petrus en Paulus, blz. 25 (230); Spaen, van, Repertorium Gelricum II, blz. 170 Abt Conrad van Abdinghof beleent Philipp den Scrasser met de tienden te Wessel. — lit.: Schouwen, G.A. van, De Kelnarij van Putten. Onderzoek naar den rechtstoestand harer bezittingen. Leiden, 1909 (D), blz. XLI-XLII.
1381, 13 jul., Philippus Schrassert verkoopt de tienden van Wessel aan Lubbert van der Maten t.b.v. het kapittel te Amersfoort. — lit.: Sloet, L.A.I.W. baron, De goederen van St. Petrus en Paulus, enz., blz. 25 (230); Spaen, van, Repertorium Gelricum II, blz. 170
1383, 17 nov., (Dinsdag na St. Martensdag) Willem van Ripen, priester van Amersfoort, verkoopt aan Brand Coppes, zwager van Wessel, de halve tiende over Adamsgoed van Delen te Wessel, die hij van Philippus Scrassers gekocht had. — lit.: Sloet, Goederen van St. Petrus en Paulus, enz., blz. 25 (230); Spaen, van, Repertorium Gelricum II, blz. 170;
1385, 9 nov., (Datum crastiono octavarum Omnium Sanctorum, anno Domini millesimo tricentesimo octuagesimo quinto) Het kapittel te Amersfoort verkoopt aan de abdij van St. Petrus en Paulus te Paderborn de tiende in Wessel, uit de goederen, genoemd Overdaamsgoed van Deelen. Het bewijs van kwijting dateert uit 1407. Nos Gherbrandus decanus et capitulum Amersfordensis, ecclesie Traiectenzis dyocezis, universis facimus manifestum, quod nos religioses viris dominis abbati et conventui monasterii sanctorum Petri et Pauli Paderburnensis, ordinis sancti Benedicti, matura deliberatione et tractatu capitulari prehabitis, decimam in Wessel super bona quondam Ade de Deelen, in vulgari nuncupata Over-Daemsgoet van Deelen, quam alias a domino Lubberto de Maete, quondam decano nostro, et Hildebrando Knevel, laico, emptionis titulo comparavimus, utilate dicte nostre ecclesie in hoc diligenter attenta pro centum et viginti quinque scudatis antiquis nobis in prompto traditis, solutis et in utilitatem eiusdem nostre ecclesie notabilitter expositis et conversis, a quibus etiam eosdem reliiosis in his scriptis aequitamus, dimittimus et in eosdem ac eorum monasterium omneius quod in eadem decima nobis et ecclesie nostre prefate quomodobilet competiit simpliciter et in totum transferimus, nec non omnes literas et instrumenta super dictam decimam, que etiam olim erat Philippi Scrassers, conscripta irrita, nulla et nullius momenti fore consenda presentibus dicimus, nihil aetionis seu iuris nobis et nostris successoribus in prefata decima penitus reservato, promittentes pro nobis et nostris successoribus bona fide premissa omnia et singula perpetuo rata et grata tenere et non vontrafacere vel venire aliqua causa vel ingenio verbo vel opere de iure vel de facto. In quorum robur et testimonium sigilla nostra presentibus litteris duximus appendenda.— lit.: Sloet, L.A.I.W. baron, De bezittingen van het Benediktijner Klooster van St. Petrus en Paulus te Paderborn, enz. blz. 32-33 (237, 238) lit.: Sloet, Goederen van St. Petrus en Paulus, blz. 15 (220)
1386 De abdij van Paderborn koopt de tienden van Wessel in het kerspel Voorthuizen, leenroerig aan de abdij. — bron: register van Abdinkhof. lit.: Sloet, L.A.I.W. baron, De bezittingen van het Benediktijner Klooster St. Petrus en Paulus enz. blz. 25 (230)
1394, 9 mrt., Die helfte van den alingen guede van Achtevelt mit allen sinen thoebehoren gelegen in Bernevelder kirspel baven naest Morr van Wessel, beneden in de Loesder kirspel an den guede ther Haelhorst. Seger van Emelar verzocht en ontving. — lit.: Maris, A.J., Register Stichtse leenprotocollen uit het landsheerlijk tijdvak (1394-1581) nb. Komt ook voor op 21 mei 1407; 1425; 1434; 1440; 1498; 20 mrt 1518; 7 jun 1519; 17 jan 1524; 3 jul 1529; 31 okt 1556; 29 jul 1559; 12 jan 1576.
1423 "Erve ende guede te Wassel [Wessel] gelegen inden kerspele van Barnevelt ende inden gerichte van Gerderen." lit: Riemsdijk, Th.H.F. van, De Hooge Bank van het Veluwsch Landgericht te Engelanderholt. Utrecht, 1874, blz. 50
± 1450 Güterverzeichnis und Copiar des Klosters Abdinghof te Paderborn. Incipiunt redditus, pensiones et pactus cellerarie monasterii sanctorum Petri et Pauli Paderburnensis in dyocesi Trajectensi et in ducatu Gelriae. In deze lijst ondermeer:
Item bona in Wessel per Gretam et Grete in filias Johannis Pannekoken vii sol. bonor;
Item bona Bullmys in Gherdere lxxx denarior parvorum;
Item Mechildis de Brinke de bonis Richwini in Estvolde v sol. bon;
Item Everhardus de Byderstoten xxvii den. bon.;
Item Mathias de Gerder xxx den. bon.;
Item Blankesgod vi den. bon.;
Item Mauricius de Daslaer iiii sol. bon. ii. den. bon.;
Item Lubbert de Dasler iii sol. bon.;
Item Wouter van Stenlaer iii sol. bon.;
Item bona in Westenvelde xvii den. bon.;
Item Coep van Overhorst xxi den. bonor.;
Item Vranke van Estvelde v. solid. bonor;
Isti sunt qui tenentur dare pactum in festo Martini de curia Putten pro decima bonorum suorum: hierin ondermeer:
Item Wiggerslo ii mold. silig. ii mold. ordei per dictum Spek de Horslaer;
Item Reynerus de Dufscoten iii mold. silig;
Item bona in Westenvelde per Rycondum Swartepot ii mold. silig. ii mold. ordei;
Item Reynerus de Daesselaer tantum;
bron: K. Staats-Archief te Münster, Msc. 1 126 pag. 8 12, medegedeeld door wijlen Dr. Wilmans, geheim-archiefraad en staatsarchivaris aldaar. lit: Sloet, L.A.I.W. baron, De bezittingen van het Benediktijner Klooster van St. Petrus en Paulus te Paderborn, enz. blz. 45-47 (250-253)
1463, 23 dec., (tot Bernevelt des Vrydages nae Sunte Thomaes' dach) Ghijsbert van Domseler aan den heer van Egmont enz. en de stad Arnhem. Verzoek, of voor een zijner borgen, Aelbert van Scaffeler, gezegeld mag worden door Johan van Dompseler, en of hij vrijgeleide heeft. — nb. GA Arnhem, inv.nr. 185, brieflijst nr. 218. bron: Graswinckel, Inventaris Oud Archief Arnhem — "Eerber vroeme lieve heer en guede vrunde Alsoe ick scryve solde my(ne) borgen; In den eersten Jacob van Wessel ende Aelbert van Scaffeler ende want Aelbert van Scaffeler op dese tijt gheen zegell en heeft soe heeft hij gebeden Jan van Domseler over hem te zegelen. Ende begheer hier off Uwe guetelicke bescreve(ne) antwoirde want ic geleyde van myns heren genade(?) hebbe en van de per-tijen off niet. Eerber vrome lieve heer en guede vrunde wat ic U to lieve vermach dair in wilt niet in spairen. Got sij mit U. Gezegelt tot Bernevelt des Vrijdags nae sunte Thomas Daeg Anno LXIII. Ghysbert van Domseler" — bron: Prins, A.H.J., Jan van Schaffelaar. Requiem voor een Gelderse Ruiter, Barneveld, 1982, blz. 170.
1500, 11 mrt., (Ghegeven inden iair ons Heren dusent vijffhondert op tsunte Gregorius' avont des heylig hen confessoris) Bronysz Lubbertsz., pastoor te Bernefelt, vestigt, met toestemming van de abt van Paderborne, een jaarlijkse rente van 10 gouden Overlandsche Riinsche guldens op zijn erf en goed te Wessel. — bron: Archief Kelnarij van Putten, inv.nr. 223; Slicher van Bath, Inventaris archief Kelnarij van Putten, blz. 68 lit.: Schouwen, G.A. van, De Kelnarij van Putten, z.p., 1909, bijl. L: — "Ick Bronys Lubbertsen, priester, pastoir indertijt toe Bernevelt myt Gertrudt mijn moeder doyn kond allen luden ind bekennen openbaerlick myt dessen openen brieff voir ons ind osen erven; alsoe ons de eerwerdig hee heren die abtd van Baderboren geguyst ind ghegunt heft te versetten thijen enckel golden overlansche rijnsche gulden tsiaersz uut onsen erven und guede ghelegen toe Wessel; dair die abtd voirscr. een leenhere van yssm soe loeven wij Bromys, priester ind Gertrudt voirscr. voir ons ind onsen erven, dat wij desse voirscr iairreynten bynnen thyen iaren nae date dess brieffs wederom uut onsen voirscr. erven ind gueden te Wessel uut vrien ind lossen sullen; ind were dat saeke, dat wij Bromys, priester ind Gertrudt vor-scr. off onsen erven bynnen desse voirscr. thyen iaren nyet uut en vrieden off en loseden die thijen voirscreven gulden uuten voir-scr. guede toe Wessel, dat wij alstan vervallen solden wesen ind versumet souden hebben alynge onse erff ind guet toe Wessel voirscr. an handen des voirscr. abtd myt den voirscreven convent die voirscr. reijnte lossen ind vrien moeghen ind mytten voirscr. guede alstan hoir gaeynghe doen, allet sonder argelist. In oirkonde der wairheyt soe heb ik Bromys priester voirscr. dyt voirscr. myt mijnsz selves hant ghescreven ind mijn zegele beneden an dessen brieff ghehanghen ind om der mere vestenisse wylle, dat dyt voirscreven gheholden sal werden ten ewighen dage toe van ons ind onsen erven, soe hebben wij Bromys, priester ind Gertrudt semelicke ghebeden Beerent van Bidderschoeten dessen brieff mede vuer ons te bezeghelen, dat ick Beerent voirscr. gherne ghedaen hebbe om wille heren Bromys ind Gertrudt voirscr. Ghegeven inden iair ons Heren dusent vijffhondert op tsunte Gregorii avont des heijligen confessoris."
1547, 3 jul., Verpachtingh aen Cornelis Pilgrimsz. van Dronckeler den kercken tiend tot Wessel gelegen soo hem Bronis Lubbersz. pastoir die Heilighe kercke dat gegeven hadde groff ind small vier jaren langh voor hondert en sestiende halve guede gebresch.n rid.r. gulde. — bron: GAB, Archief NH gemeente (inhoud thijns- en grafregister)
1549, 9 sep., Evert van Dompzeler Jansz. bekomt transport van het herengoed Esvelt na confirmatie van een arbitrale uitspraak d.d. 5 juli 1549, door Ambrosius Mariss, schout te Barneveld, Steven ten Westenegh, Heyman Carcelis van Dompzeler, Henrick van Poelwick, Willem van Muylicken en Cornelis van der Borch in de twist tussen Evert en zijn broer Arnt van Dompzeler Jansz., genaamd Vonck, waarbij dit herengoed aan Evert is toegevallen, onder voorwaarde dat hij en zijn vrouw Anna, aan Arnt laten een stuk erf, aangekomen van Ernst Strick, en het Twystende erve, gelegen in het Wesselseveld. — bron: De herengoederen op de Veluwe, deel 1, blz. 74
1560, 4 feb., Arnt Elberts bekent dat hij dat hofstedeken op te gemeijntem in de Buertschap to Wessel anmaickte hem sulcks van de kerckmeesters vergunt was mits betalende alle jaer op Sint Martesdach in den wijnter te thijns twee olde grooten. — bron: GAB, Archief NH gemeente (inhoud van het thijns- en grafregister)
1568, 26 dec., In de kroeg van Willem Hendriks in de buurtschap Wessel bij Barneveld wordt een zekere Reijer Verhorst doorgeslagen door Evert van Domseler. — bron: Wartena, R., Van Domseler 1400-1600. in: De Nederlandsche Leeuw, LXXIX, jrg., no. 8, aug/sep 1962.